The Divine Life Society
Afdeling Aalst |
De Gnyaaneshvarie, ook de Bhaavaartha diepikaa (de lamp van de zin van het geloof) genoemd, is een commentaar in het Maraathi op de Bhagavad Gietaa door Gnyaaneshvar (1275-1296), wellicht de grootste Yogi die India ooit heeft voortgebracht. Dit zijn niet mijn woorden. Hij werd me op die manier beschreven door Swami Chidananda.
Tijdens een bezoek aan de universiteit van Leiden vond ik een Engelse vertaling van de Gnyaaneshvarie (uitgegeven in 1954). Thuisgekomen begon ik het lijvige boek te vertalen. Ik weet niet wat me bezielde. Urenlang zat ik aan de pc, dag en nacht. In het midden van het boek waren enkele bladzijden uitgescheurd. Gelukkig behoort de Gnyaaneshvarie officieel tot het werelderfgoed van de mens en werd er in 1969 een Engelse vertaling uitgegeven door de UNESCO, zodat ik ook de ontbrekende tekst kon vertalen.
Gnyaanadev, zoals hij ook wordt genoemd, werd geboren in Apegaon of in Aalandi. Men is niet helemaal zeker. Hij schreef zijn commentaar op vijftienjarige leeftijd. Op eenentwintigjarige leeftijd liet hij zich in Aalandi inmetselen en legde hij in diepe meditatie zijn lichaam af. De plaats waar dit gebeurde is nu een bedevaartsoord.
Hierna volgt de inleiding die Gnyaanadev schreef voor zijn Gnyaaneshvarie (Wijsheid van de Allerhoogste).
Nivritti of Nivrittinaatha over wie Gnyaanadev in zijn commentaar spreekt was zijn broer en tevens zijn Goeroe. Tijdens een tempelbezoek moest het gezin vluchten voor een tijger. Nivritti die op dat ogenblik zeven jaar was kwam in zijn vlucht terecht in een grot die werd bewoond door de wijze Gnyaaninaatha, die onmiddellijk de sluimerende grootheid in de knaap zag en die hem ondanks zijn jeugdige leeftijd inwijdde in de geheimen van Yoga.
Gnyaaninaatha was een discipel van Gorakhnaatha. Gorakhnaatha was een discipel van Matsyendranaatha, naar wie een bekende Yogahouding werd genoemd, Matsyendraasana of de Houding van Matsyendra. Nivritti wijdde zijn broer in. Ze hadden nog een andere broer, Sopaannaath, en een zuster, Moektaabai, eveneens grote wijzen. Open je hart voor hun nalatenschap en doe er je voordeel mee. Narayana
GNYAANADEVS INLEIDING TOT ZIJN COMMENTAAR OP DE GIETAA
O OM, ik buig voor U, het Oorspronkelijke Zijn, het Hoogste Zelf, onderwerp van de Vedas. U zij alle glorie. O hoogste Zelf, dat slechts kan worden gekend door Zelfbewustzijn, O Heer, U bent Shrie Ganesha, die alle dingen en ieders geest verlicht. Daarom zeg ik, discipel van Nivrittinaatha, schenk me uw aandacht (in die vorm). Ganesha's aantrekkelijke vorm stelt de Vedas voor, zijn imposant lichaam spreidt hun foutloze dictie tentoon. Zijn ledematen stellen de Smritis (overlevering) voor, zijn gebaren hun stijl en zijn schoonheid hun uitnemende betekenis. Zijn juwelen stellen de achttien Poeraanas (mythologie) voor en de gouden sokkels waarin de edelstenen zijn gezet, zijn hun in verzen verwoorde leringen. Zijn gekleurde gewaden vormen hun prachtige klank en hun glanzende draden zijn hun dichterlijke stijl. De klingelende bellen in de gordel rond zijn middel stellen de poëtische en dramatische compositie voor. Men vindt er de vele doctrines in, in dichtvorm gezet zoals juwelen in goud. Het zijden gewaad rond Ganesha's leest stelt de intelligentie van Vyaasa voor en zijn schitterende randen symboliseren de zuivere flitsen van die intelligentie. De zes scholen van de filosofie, die shaddarshanas (zes zienswijzen) worden genoemd, zijn zijn zes armen en de verschillende voorwerpen die hij in zijn zes handen draagt, wijzen op hun verschillende doctrines.
De strijdbijl stelt de logica voor (tarkashaastra). De prikstok (ankoesha, waarmee de olifant wordt geleid) is de sociale en politieke wetenschap (nyaayashaastra). De zoete rijstballen (modaka) worden getoond om de Vedaanta te bevorderen. De gebroken slagtand in de ene hand stelt de verminkte doctrine van het boeddhisme voor, die werd ontkracht door de commentaar van de nyaayafilosofie. Als men deze volgorde aanhoudt, volgt eruit dat zijn lotushand het logische debat voorstelt dat het absolute Brahman (het Absolute) aantoont en dat de overblijvende hand in de abhayamoedraa (vrees niet) het belang van dharma onderstreept. Zijn rechte slurf stelt het zuivere en juiste denken voor dat de hoogste, smetteloze zaligheid van het Absolute helpt te verwerven. Zijn witte, gave slagtand verwijdert alle meningsverschillen. Zijn halfgesloten ogen stellen het oog van de wijsheid voor. Zijn oren zijn de inleidende en besluitende delen van de miemaamsaa (wetenschap van het interpreteren van Vedische teksten) en de bijen in de vorm van wijzen drinken de honing van de nectar in de vorm van het bronstvocht dat van zijn slapen druipt. De slapen, die schitteren met de rode kralen van de dvaita- en advaitascholen (dualisme en non-dualisme) zijn dichtbij elkaar op de olifantenkop van Ganesha om aan te tonen dat beide scholen in evenwicht en met elkaar versmolten zijn. En de zoetgeurende en prachtige bloemen op zijn voorhoofd in de vorm van de tien Oepanishads zijn vol van honing in de vorm van de diepste en meest waarachtige kennis. De letter a stelt de poten van Ganesha voor, de letter oe zijn dikke buik en de letter m zijn rond hoofd. De combinatie van deze drie letters vormt OM en omvat de gehele spirituele kennis, die werd geopenbaard als het goddelijke of absolute woord. Ik buig dan ook voor Shrie Ganesha bij de genade van mijn Sadgoeroe, het oorspronkelijke zaad van het gehele heelal.
Ik buig nu voor de wereld betoverende Shaaradaa (godin van geleerdheid), die de inspiratie is achter de verscheidene en nieuwe uitdrukkingsvormen van literaire schoonheid en die de begeerte naar waarheid en schoonheid in stand houdt en bevredigt. Aangezien mijn Sadgoeroe, die me de oceaan van werelds bestaan hielp oversteken, verblijft in mijn hart houd ik de eigenschap van juist denken in grote achting. Zoals het aanbrengen op de ogen van het goddelijk oogwater het blikveld verruimt en verborgen schatten zichtbaar maakt waar de blik ook rust of zoals het bezit van het wensvervullende juweel alle begeerten vrucht doet dragen, zo zeg ik, Gnyaaneshvara, dat al mijn begeerten werden vervuld door de genade van Shrie Nivrittinaatha.
Een wijs mens vereert dan ook zijn Goeroe en verwerft zodoende de
status van iemand die zijn hoogste plicht heeft vervuld. Het begieten van de wortels maakt de bladeren en de takken fris
en een duik in de zee is gelijk aan het baden in alle heilige wateren van het heelal en een beetje nectar evenaart alle
gezondheid scheppende sappen. Zo maakt mijn Goeroe al mijn wensen succesvol. Voor die Goeroe Nivrittinaatha buig
ik telkens weer. Luistert nu naar het grootse en indrukwekkende verhaal, dat de geboorteplaats zelf is van alle kunsten
en genietingen. Het is de tuin met unieke bomen in de vorm van juist denken. Het is de schat zelf van de hoogste
waarheden die de wortels zelf zijn van alle geluk. Het is een oceaan die gevuld is met de nectar van negen sentimenten
(navarasa). Al deze zijn dit verhaal.
Dit verhaal is de plaats van de verlossing zelf, de eerste bron van alle weten, de
verblijfplaats van alle Schriften, het moederland van alle religieuze gedachten, het meest in het hart gekoesterde ding
van alle rechtschapen mensen en de schatkamer van schoonheid van Sarasvatie in de vorm van de spraak, die haar
grootheid manifesteerde in de vorm van dit verhaal door haar inspiratie aan het genie van Vyaasa. Om al deze redenen is
dit verhaal de koningin onder de grote epossen en de bron van grootheid van alle literaire werken en hiervan werd de
zoetheid van de negen sentimenten, waaronder romantiek enz. verkregen. Luistert naar nog een kenmerk van dit werk.
De glorie van de woordschoonheid werd zuiver en verfijnd door dit verhaal en de tederheid van de hoogste wijsheid van
de Zelfverwerkelijking werd erdoor onderstreept. Dit verhaal heeft talent ruimer gemaakt. De waarheid werd er
aantrekkelijker en zoeter door en de volmaaktheid van het geluk werd er volmaakter door gemaakt. Het voegde zoetheid
toe aan het zoete, schoonheid aan romantische gevoelens en verheven goedheid aan waardevolle dingen en maakte deze
daardoor aantrekkelijker. Dit verhaal bezit de essentie van artistieke volmaaktheid en verwierf een uitgelezen glorie
waardoor de zonden van koning Janamejaya (het doden van een brahmaan) gemakkelijk werden witgewassen. Een
weinig nadenken zal aan het licht brengen dat door dit verhaal artistieke patronen kunstzinniger werden en dat
eigenschappen meer luister verwierven.
In het kort, zoals de wereld schitterender wordt door de luister van de zon, zo werd ook de wereld grotelijks verlicht en verfraaid door de aanwezigheid van het genie van Vyaasa en zoals een zaad in vruchtbare grond vanzelf uitbundig groeit, zo kwamen alle waarheden en onderwerpen die het kennen waard zijn tot een vruchtbare volmaaktheid in dit Bhaarata-epos. Zoals iemand die in een stad woont beter geïnformeerd, vriendelijk en van verfijnder gedrag is, zo wordt het gehele heelal helder en klaar door Vyaasa's woorden. Zoals de tederheid van de schoonheid vooral zichtbaar wordt in een vrouw in haar vroege jeugd en zoals bomen en struiken, groot en klein, in tuinen overvloedig groeien in de lente en zoals er geen speciale vorm verschijnt in een klomp gesmolten goud, maar de echte schoonheid pas haar intrede doet als het goud wordt omgevormd tot sieraden en zoals de idee van schoonheid in allerlei uitverkoren patronen kan worden uitgedrukt door ze te bezetten met sieraden in de vorm van Vyaasa's woorden, zo hebben alle verhalenschrijvers dit verhaal benaderd voor inspiratie en om een gunstige positie te verwerven en hebben alle mythologieën ondergeschiktheid aanvaard en bijgedragen geleverd in de vorm van nevenverhalen aan dat grote Bhaarata-epos.
Dat is de reden waarom men nergens anders vindt wat niet in dit epos voorkomt. Het wordt nergens
anders gevonden in het heelal en dit heeft geleid tot het gezegde dat de gehele literaire wereld of het gehele heelal van
waarheid en schoonheid iets is wat door Vyaasa werd overgelaten als etensresten. Op deze manier werd dit
welsprekende verhaal, dat de geboorteplaats is van de hoogste spiritualiteit in het heelal, verteld door de wijze
Vaishampaayana aan koning Janamejaya.
U moet dus aandachtig luisteren naar dit verhaal, dat onge'venaard, verheven,
van de grootste verdienste, enig en het tehuis van eenheid met de essentie van goddelijkheid is. Het gedeelte dat Gietaa
wordt genoemd en dat wordt gepredikt door Shrie Krishna tot Arjoena, is slechts een deeltje van het stuifmeel van de
lotusbloem in de vorm van het Bhaarata-epos of het is de boter die weergaloos van kwaliteit is en die werd verkregen
door het karnen van de oceaan van waarheid door het talent van Vyaasa. Deze boter die met succes werd gekookt in het
vuur van de kennis met onderscheidingsvermogen werd veranderd in zoetgeurende geklaarde boter (ghie). Naar dat
verhaal waarvan de spirituele visie door asceten wordt begeerd, die daadwerkelijk wordt ervaren door de wijzen en die
wordt vereerd in de drie werelden, die wordt verteld in de loop van het verhaal in de Bhieshmaparva, die Bhagavad
Gietaa wordt genoemd, die wordt geprezen door Brahmaadeva en Shankara (Shiva) en waarnaar wordt geluisterd met
groot respect door Sanaa-tana en anderen, moet worden genoten met een verfijnde en gelijkmoedige geest door de
toehoorders, zoals de jongen van de chakoravogel met onvolwassen geest de tere nectardruppels van de nieuwe maan in
het sharatseizoen oppikken. De Bhagavad Gietaa wordt gepredikt zonder woorden, wordt ervaren zelfs nog voor de
zinnen er kennis van nemen, haar subtiele waarheden worden begrepen zelfs voor de eigenlijke woorden in de oren
dringen. Zoals de zwarte bijen het stuifmeel uit de lotusbloemen wegnemen nog voor de lotussen het te weten komen, zo
wordt de staat van de toehoorders. Slechts de blauwe lotusplant kan de opkomende maan omhelzen en haar liefde
ervaren zonder zelfs van zijn plaats te komen.
Zo kan ook slechts de zoeker wiens hart kalm en standvastig is, dank zij
zijn ernstige en gedragen aard, de Gietaawaarheid begrijpen. Daarom moeten de wijzen die waardig werden bevonden
hun plaats in te nemen aan de zijde van Arjoena ter gelegenheid van het aanhoren van de Gietaa-lering aandacht
schenken aan dit verhaal. Ik kan misschien wat schaamteloos lijken, aanmatigend uit familiariteit door dit te zeggen,
maar dat is echt niet het geval. O toehoorders, u bezit een verdraagzaam en edelmoedig hart en daarom deed ik dit
nederige verzoek aan uw voeten. Het is de aard van ouders zich gelukkig te voelen bij het gebabbel van hun kind, zo is
het nu ook aan u om de tekortkomingen die u in mij vindt door de vingers te zien aangezien u me eens aanvaardde en me
uw uitverkorene noemde. Maar er is nog een andere blunder en die is dat ik me aanmatig licht te werpen op de betekenis
van de Gietaa en u vroeg aandachtig te luisteren naar die verhelderende commentaar. Uit mezelf maakte ik me
overmoedig, zonder er rekening mee te houden hoe moeilijk het is dit werk met succes tot een goed einde te brengen.
Kan een glimworm zich meten met de schittering van de zon? Dat ik, die onwetend ben, me toeleg op zoiets is zoals de
kievit die probeerde de oceaan te ledigen met haar bek om haar jongen te redden. Nog iets anders: iemand die het
uitspansel wil omhelzen, moet groter zijn dan dat uitspansel. In die zin ligt het werk dat ik onderneem gewoon buiten
mijn mogelijkheden. Toen Shankara (Shiva) ooit sprak over de diepgang van de betekenis van de Gietaa op verzoek van
Paarvatie, die wanhopig en in de war was, prees hij de grootheid van die betekenis. Hij zei: "O Bhavaani, de
Gietaawaarheid is even onpeilbaar en eeuwig fris als je eigen majestueuze verschijning en schoonheid." Deze
Gietaawaarheid is het woord van de Almachtige aan wiens gesnurk (tijdens zijn slaap) de Vedas zelf ontsprongen.